Mijn nichtje noemde mijn vader Opa appel, omdat hij altijd een appeltje met haar afschilde. In november 2012 schilde hij zijn laatste appel.
Dit keer een blog uit mijn persoonlijk leven, om te laten zien dat de rol van dochter en verpleegkundige heel anders is. Het doorkruist elkaar en het is niet altijd makkelijk.
Het begon allemaal met opgezette benen en een simpele griep. Mijn vader was net jarig geweest en de dagen daarvoor was hij al anders dan anders. Hij stond niet stevig op zijn benen, had soms een dronkenmansloop. Voor de grap zei ik: “Heb je nu al bij de fles gezeten?” Mijn vader was altijd al onzeker als het om zijn gezondheid ging. Hij vroeg me vaak om raad. Toen hij ook nog dikke benen kreeg, adviseerde ik hem naar de huisarts te gaan. De huisarts dacht in eerste instantie dat hij vocht vasthield, schreef plasmedicatie voor, en zei dat mijn vader terug moest komen als het niet over zou gaan. Om uit te sluiten dat het niets met zijn hart te maken had, stuurde de huisarts mijn vader voor de zekerheid ook naar de cardioloog. Mijn vader kon er diezelfde week terecht.
Na de afspraak bel ik nietsvermoedend met mijn moeder om te vragen hoe het ging. Het wordt stil aan de andere kant van de lijn. “Mam wat is”… Mijn moeder is beschermend naar mij en mij broers toe, en zegt dat ze het eigenlijk niet wil zeggen. “De cardioloog heeft gebeld, we moeten morgen al naar de longarts. Ze hebben iets geconstateerd in de linkerlong.” Ik moest even bijkomen van dit nieuws, omdat mijn ouders mij dit niet wilden vertellen, maar ook van de schrik. Ik zie het zo vaak in mijn werk, maar als het een dierbare betreft is het zo anders. Wat nu??
Ik weet nog dat we heel zenuwachtig in de wachtkamer bij de longarts zaten. De arts had helaas slecht nieuws, wat ze gezien hadden op de foto was niet goed. Daar zit je dan met zijn allen, de vloer slaat onder je benen vandaan. Als dochter wist ik het allemaal even niet meer. Als verpleegkundige schoten er allerlei vragen door mijn hoofd. De longarts stelde voor meer onderzoek te doen, naar uitzaaiingen. Ik dacht: “Uitzaaiingen, dat kan niet waar zijn!!” Helaas was het wel waar. Het ging om een kleincellig carcinoom (tumor) en allerlei uitzaaiingen. Om de bron te zoeken, stelde de longarts een bronchoscopie voor. Aangezien ik wist dat dit geen fijn onderzoek is, heb ik mijn vader geadviseerd dit niet te doen. Wat heeft het nog voor zin de bron te weten als de toekomst toch uitzichtloos is? De longarts gaf me gelijk. Ook steunden mijn moeder en broers mij in dit besluit. Ze zochten steun bij mij als verpleegkundige. Ik probeerde alles uit te leggen, maar doordat je ook dochter bent kun je soms niet meer helder denken.
Mijn vader kwam thuis in een hoog-laag bed, terwijl hij nog lopend naar het ziekenhuis was gegaan. Er kwam thuiszorg om hem te helpen met de adl. Ik dacht: “Hoe snel kan het gaan?” Hij is ongeveer een week thuis geweest, keek uit het raam en vertelde vol trots over zijn leven. Hij was altijd bang voor kanker en de dood, hij had goed in de gaten wat er ging gebeuren, maar praatte er niet veel over.
Hij ging snel achteruit en we besloten toch een chemo te starten om het leven te verlengen. Daar lag hij dan mijn lieve sterke vader in een ziekenhuisbed. In een paar dagen tijd was hij een oud mannetje geworden. Na de chemo ging ik ‘s avonds met mijn moeder op bezoek. Ik wist niet wat ik zag. Hij lag te draaien in bed en liep vol met vocht. De verpleegkundige in mij speelde op. Ik ben meteen naar de dienstdoende verpleegkundige gelopen. Die vertelde dat ze had overlegd met de arts, die aangaf het nog even aan te zien. Ik heb zelf in het ziekenhuis gewerkt en ben allergisch geworden voor het woord aanzien en dat merkte ze. Ze ondernam direct actie en een arts-assistent diende mijn vader kreeg furosemide (plasmedicatie) toe. Hij kreeg een eenpersoonskamer. Ik heb onderwijl mijn broers gebeld en ze zijn gelijk gekomen. Ik dacht dit gaat niet goed, mijn vader haalt de morgen niet.
We besloten allemaal te blijven. Midden in de nacht werd mijn vader wakker. “Ben ik er nog?” Vroeg hij ”Wat ben ik ziek geweest.” Dat waren bijna de laatste woorden die hij uitsprak. Op een gegeven moment vroeg de verpleegkundige aan mijn vader: “Bent u benauwd, heeft u pijn?” Hij moest wel benauwd zijn, dat was zichtbaar. Maar mijn vader was geen zeur en zei dus nee.
Ik wist dat het goed was en dat de tijd daar was, maar ik kon dat niet tegen mijn moeder zeggen
De verpleegkundige stelde die vrijdagavond een morfinepomp voor. Mijn moeder keek naar mij. Daar stond ik als dochter en verpleegkundige. Ik wist dat het goed was en dat de tijd daar was, maar ik kon dat niet tegen mijn moeder zeggen. Ik kon deze beslissing niet nemen op dat moment. Ik vroeg aan de verpleegkundige of de arts misschien kon komen om het uit te leggen dat de tijd daar was. Daar zaten we als familie, op een vrijdagnacht met een arts te praten. Hij gaf duidelijk uitleg, dat stelde mijn moeder gerust.
We bleven om de beurt bij mijn vader. Hij zakte steeds verder weg, maar had het zichtbaar minder benauwd door de morfine. Op een bepaald moment bedacht ik me dat mijn vader bij een koor zong en zette muziek aan op mijn telefoon. Met wat mimiek reageerde hij. De vermoeidheid sloeg toe en we hadden wat humor met elkaar, dat hoort er ook bij. Ineens zegt mijn broer: “Margreet kijk eens, zijn kleur wordt anders.” Ik sprong op en pakte mijn vaders hand vast…. En daar ging hij, mijn vader. Dat moment zal ik nooit vergeten. Het was zo anders dan bij alle cliënten die ik heb begeleid tijdens het sterven. Nu het mijn eigen vader was, voelde het zo anders.
Dag lieve papa
Binnen twee weken verloor mijn moeder haar man, wij onze vader en zijn twee kleindochters hun opa Appel. Het was een achtbaan van emoties. Onvoorstelbaar. Je gaat lopend naar het ziekenhuis en twee weken later ben je er niet meer…